Alledaagse attendheid in een superdiverse wijk
Onderzoeksrapport met Astrid Parys en Loes Verplanke
In een superdiverse wijk is het niet vanzelfsprekend dat buren veel dagelijkse zorgtaken voor elkaar verrichten, al streeft het overheidsbeleid dat wel na. Dat blijkt uit ontmoetingen met ongeveer 50 bewoners, 32 mensen die in de wijk werken en maandenlange intensieve participerende observatie in Overtoomse Veld, Amsterdam. De voordeur is een behoorlijk harde grens.
Wel is er soms sprake van wat ‘alledaagse attentheid’ kan worden genoemd: een oogje in het zeil houden en als het nodig is, even helpen. Zoals de boodschappen naar boven tillen in het portiek of eten brengen naar een zieke buurvrouw. Vooral mensen die kwetsbaar zijn vinden het fijn als iemand vraagt: ‘alles goed?’ en als ze bij een buurman of -vrouw kunnen aankloppen in geval van nood. Praktijken van alledaagse attentheid zien we bijvoorbeeld op de trappen van de portiekflat. Ook buiten het flatgebouw zijn er in Overtoomse Veld ‘attente plekken’ zoals de kringloopwinkel, de supermarkt en de patatzaak. Attentheid kan ontstaan door de inrichting (zoals een zitje in de zaak) maar vooral door de mensen die er werken. In Overtoomse Veld is er volgens veel buurtbewoners een tekort aan dergelijke plekken.
Hoewel diversiteit door migratie het onderling contact tussen bewoners ingewikkelder kan maken omdat mensen elkaar niet (her)kennen, komt juist naar voren dat vooral mensen met een migratieachtergrond vaker attent lijken te zijn voor iemand met een Nederlandse achtergrond, dan andersom. Ook blijken er in Overtoomse Veld weinig plekken te zijn waar mensen van alle leeftijden en achtergronden zich thuis voelen of anderen kunnen ontmoeten. Vooral kwetsbare mensen met een Nederlandse achtergrond vinden dat er te weinig plaats voor hen is in de wijk. Dit rapport bevat aanbevelingen hoe in een superdiverse wijk alledaagse attentheid bevorderd kan worden.